BIO Henkie weet alles van Moeder “Aarde” 

27 Mar 2015

Iedere wietteler heeft zo zijn geheimen. Of hij heeft de ideale mestverhouding gevonden, of de beste lucht  en waterhuishouding ontdekt. Zijn of haar wiet heeft de beste smaak, de hoogste opbrengst of de meeste THC. In deze serie voor de biologische teler komt iedere keer een andere wietboer in de schijnwerpers. Vandaag is dat Bio Henkie, één van de kweekpioniers van het eerste uur. Bij deze in Noord Holland gevestigde wietliefhebber  zit het kweken in het bloed. Zijn vader was kweker van tuinbouwproducten en ook Bio Henkie is niet onverdienstelijk in het kweken van tomaten en paprika’s, een prima basis om ook in de Cannabis goede resultaten te halen.


Iedere wietteler heeft zo zijn geheimen. Of hij heeft de ideale mestverhouding gevonden, of de beste lucht  en waterhuishouding ontdekt. Zijn of haar wiet heeft de beste smaak, de hoogste opbrengst of de meeste THC. In deze serie voor de biologische teler komt iedere keer een andere wietboer in de schijnwerpers. Vandaag is dat Bio Henkie, één van de kweekpioniers van het eerste uur. Bij deze in Noord Holland gevestigde wietliefhebber  zit het kweken in het bloed. Zijn vader was kweker van tuinbouwproducten en ook Bio Henkie is niet onverdienstelijk in het kweken van tomaten en paprika’s, een prima basis om ook in de Cannabis goede resultaten te halen.

 

Iedere wietteler heeft zo zijn geheimen. Of hij heeft de ideale mestverhouding gevonden, of de beste lucht  en waterhuishouding ontdekt. Zijn of haar wiet heeft de beste smaak, de hoogste opbrengst of de meeste THC. In deze serie voor de biologische teler komt iedere keer een andere wietboer in de schijnwerpers. Vandaag is dat Bio Henkie, één van de kweekpioniers van het eerste uur. Bij deze in Noord Holland gevestigde wietliefhebber  zit het kweken in het bloed. Zijn vader was kweker van tuinbouwproducten en ook Bio Henkie is niet onverdienstelijk in het kweken van tomaten en paprika’s, een prima basis om ook in de Cannabis goede resultaten te halen.

“Ik begon meer dan twintig jaar geleden met biologisch tuinieren in de kas van mijn vader, in de  Zuiderakerpolder, een van de oudste tuinbouwgebieden van Amsterdam. Daar waar eerst een Olympisch Dorp zou komen en uiteindelijk gewoon een nieuwbouwwijk op dit waardevolle kassengebied geplemd werd, dat nu Nieuw Sloten heet. In deze kas werd zo’n beetje alles verbouwd: van rozen tot druiven en tomaten- en paprikasoorten uit de hele wereld. Wat eerst als een hobby begon, liep al snel uit de hand. Ik had Wernard, van het vroegere Positronics, leren kennen en ik begon steeds meer te experimenteren in de kas. We werden ook steeds professioneler. Eerst met plantjes en later met potgrond. Ik begon adressen te verzamelen van bedrijven die biologische meststoffen maakten en begon ze na verloop van tijd ook als een van de eersten in Nederland te importeren. Ik had heel veel aan een goede vriend van mij, Theo Grendt, die allerlei kennis over biologisch kweken met mij uitwisselde. Hij heeft er later ook een boek over geschreven, “de Biologische Aanpak”. Theo kreeg voor zijn potgrond indertijd geen goedkeuring omdat het onmogelijk was om een RHP certificaat te krijgen voor biologische potgrond. Tegenwoordig is dat met die keurmerken van EKO en Skal er een stuk makkelijker op geworden, maar toendertijd was dat heel lastig.

De potgrond was heel duur, dus die ben ik al snel zelf gaan maken. Ik heb toen in een kas in Aalsmeer een menglijn opgezet. Heel simpel allemaal met een betonmolen, een schop en m’n blote handen. Zelf had ik de turf ingekocht, met natuurlijk als basisstoffen witveen en zwartveen. Alles op de oude biologische manier zoals Theo Grendt het mij had uitgelegd. Theo had allemaal mooie dingen, zoals visemulsie en bloedmeel, het originele spul waar in die tijd menig pionierend kweker fantastische resultaten mee haalde.

Ongestraft experimenteren

Ik kon ook nog open en bloot in die kas veelvuldig ongestraft experimenteren met genetica, met soms verbluffende resultaten tot gevolg. Ed Rosenthal bezocht mij eens en was verbaasd over het aantal soorten dat ik in mijn kas had. Ik was eigenlijk met heel weinig kennis begonnen en deed allerlei nogelijk denkbare experimenten met grondstoffen en meststoffen om zo de beste aarde te ontwikkelen voor dit gewas. Ik ben ook veel dank verschuldigd aan Wernard, de eerste biokweker van dit land. Ooit kocht ik mijn eerste groeilamp en m’n eerste plantjes bij hem. Doordat zijn Positronics iedereen wilde leren kweken, gaf hij volledige openheid van zaken, hoe je moest klonen, welke meststoffen er in de potgrond hoorden te zitten, enzovoort. Hij noemde dit de Sensimilla Guerilla.

Het voordeel van al die experimenten was dat ik alle mogelijke fouten maakte, die je maar kunt indenken. Je leert er meteen van, want een plant is onverbiddelijk; ik heb planten gehad met een donkergroen blad dat wel blauw leek en ook wel planten die zo geel werden dat het bijna wit was. En uiteraard alle kleurschakeringen daar tussen in. Ik moet daarom wel eens lachen als ik in een van onze vakbladen weer eens een expert aan het woord lees, die denkt dat hij een gebrek aan een plant herkent en daar dan een kant en klare oplossing voor heeft. Zo wordt bijvoorbeeld een bepaald gebrek vaak benoemd als zijnde een kaliumgebrek, terwijl dit in werkelijkheid een tekort is aan bepaalde sporenelementen, waarvan de Cannabisplant enorme hoeveelheden nodig heeft. Dit ook tot verbazing van de grote professionele meststoffenbedrijven in de reguliere tuinbouw. Ik kwam daar toevallig achter toen ik als een van de eersten na Wernard een growshop opende, ik was de vierde in Nederland geloof ik, en een nieuwe vloeibare voeding op de markt bracht die zeer succesvol was.

De Goudnetel 

Ik begon eigenlijk met grond, waarna ik ook met iemand samen voeding begon te maken voor de hydrocultuur. Om die twee dingen heen ben ik toen een growshop begonnen. Ik kreeg van allerlei growshops heel veel vraag naar speciale aarde voor het kweken van wiet. Zoals van de “Boerenwagen”, dat nu Interpolm is, die indertijd alleen aarde voor de reguliere tuinbouw verkocht en steeds meer vraag kreeg van thuiskwekers om een speciale mix met de juiste Ph.
Eerst kwamen er mensen uit de buurt, toen uit Amsterdam en omgeving en langzamerhand uit heel Nederland. Ook veel jongens die later zelf een zaak zijn begonnen, zoals Edwin van Atami en Roberto van V&L, waar ik nu voor werk, in het begin van hun kweekcarrière de benodigde spullen en adviezen tot tevredenheid bij mij haalden. De Goudnetel heette die shop, één van de eersten die in Highlife adverteerden.

BioBizz was inmiddels ook begonnen biologische potgrond te gaan maken, onder andere voor Positronics. Ze leverden natuurlijk ook al die andere stoffen, maar dat kwam natuurlijk allemaal van Theo Grendt, de enige die die spullen toen importeerde. Ik ben met de aarde toen wat onder de prijs gaan zitten, want ik vond dat het goedkoper kon. En zodoende kwamen veel mensen naar mij toe en die klanten namen natuurlijk ook andere spullen mee, lampen etc.
Wij waren met zijn allen pioniers in de biologische tuinbouw. We gebruikten visemulsie, zeewierextracten en “Maerl”, zeewierkalk  met meer magnesium, in plaats van Dolocal kalk uit de Dolomieten (waar tegenwoordig ook magnesium in zit). Naderhand is dat productenpakket allemaal flink uitgebreid, met Boosters en zo, waarvan ik nog steeds niet weet of het allemaal klopt met wat er van beweerd wordt; er zit zo weinig in dat ik m’n twijfels heb of het allemaal werkt. Of je moet in homeopathie geloven.

Grond verrijken met oude aarde

In het begin was alle potgrond standaard RHP dus en niemand schermde daar toen mee. RHP was eerder een nadeel. Je moest zelf die grond verrijken door te enten met bacteriën en desnoods 5 % oude potgrond toevoegen, of compost, maar dan is het niet meer RHP natuurlijk. Maar dan krijg je wel een goede biologische grond die zijn eigen leven gaat leiden. Die je alleen maar hoeft bij te mesten en in principe voor het volle grond systeem te gebruiken is. Dus niet meer potten vullen en leeggooien, maar vaste grond maken die steeds beter gaat worden. In oude grond zit heel veel leven in dus kun je die grond altijd enten in nieuwe aarde, zoiets als bijmesten. Als je steriele potgrond neemt, duurt het heel lang voordat er bodemleven in je potgrond komt, zoals antagonisten en bodemschimmels. Desnoods laat je wormen in de bodem los om gangen te laten graven en om de grond steeds opnieuw te laten bemesten. Dan krijg je een continue proces, want de wormen maken de grond beter en daardoor een krijg je automatisch een beter wortelsysteem. Daar kan geen booster tegenop.

De basiselementen van voorbemeste grond bestaan uit principe uit een stuk of 10 ingrediënten. Een van de belangrijkste daarvan is fosfaat. Vroeger gebruikten we natuurfosfaat in de grondmengsels. Deze fosfaat lost sowieso slecht op in aarde, eigenlijk alleen maar in zure aarde en dat is niet de Ph die we willen; daarnaast bevatte natuurfosfaat ook veel cadmium en dat is een giftige stof die we ook niet in onze planten willen.  Daarom gebruiken we daar tegenwoordig “levend fosfor” voor, een granulaat uit Italië dat gewonnen wordt uit bijvoorbeeld gefermenteerde druivenpulp, dat snel opneembaar in de grond is. Net als beendermeel (dat trouwens niet van destructiebedrijven afkomstig is zodat je voor gekkekoeienziekte niet bang hoeft te zijn; daarnaast zijn de moleculen van BSE te groot om door planten opgenomen te kunnen worden) dat ook een langzaamwerkend fosfor is. Daarom is alles nu EKO Skal goedgekeurd wat wij gebruiken. Daarnaast komen er kaliumhoudende stoffen zoals vinasse in en wormenmest, compost, bacteriënstammen en nog wat zaken. En deze grond kun je dus enten met 5 % oude grond, die je weliswaar wel eerst moet zeven.

Nooit water aanzuren

Grond die je net hebt gemengd moet je daarna laten broeien; de bacteriën gaan hun werk doen, de meststoffen komen langzaam vrij en er ontstaat biologisch leven. Als je de grond laat liggen wordt ie alleen maar beter. En als je puur biologisch werkt, met grond die je zelf maakt, is drie maanden de aarde laten rusten het minimum. Hoe langer hoe beter; dan komt de grond in balans. Pas bemeste grond is vaak te sterk, dan verbranden de planten, trekken de bladeren krom enzo. Je moet er wel de ruimte voor hebben, bijvoorbeeld een schuur. Mijn aarde heeft altijd minstens 3 maanden gerijpt en is klaar om beplant te worden.

Ik doe nog een klein beetje wat in de gewone tuinbouw; omdat de biologische middelen nu een beetje opgang hebben zijn ze voor mij ook interessant voor de reguliere groententeelt. 
Vooral met tomaten, druiven en paprika’s kun je heel veel kruisen en experimenteren met nieuwe rassen en nieuwe eigenschappen. En dan het liefst planten die binnen geteeld worden in de kas. Sperciebonen en aardappelen zijn voor mijn niet interessant. Kasplanten zijn leuker, omdat je meer kunt bijsturen en bijmesten, net als in de wiet. Met mijn voorbemeste biologische aarde hoef je alleen nog maar water te geven; het liefst osmose-water (waar alle stoffen uitgefilterd zijn, zowel keukenzout als chloorstoffen) of regenwater met helemaal niets erin, nul water zeg maar. Maar nooit het water aanzuren om de juiste PH te krijgen, wat sommige mensen doen.
Als je toch problemen of tekorten zou krijgen, kun je beter bladbemesting geven of wat zeewierextracten of wat guano in je water oplossen om sommige (meer langbloeiende) soorten net dat meer te geven wat ze nodig hebben. Wat je in ieder geval nooit moet doen is die zogenaamde A en B meststoffen gebruiken in biologisch geprepareerde aarde, omdat die meststoffen het biologisch leven totaal kunnen verstoren. Ze doen meer schade dan dat ze goed doen.

Een paar jaar op dezelfde grond kweken 

Het liefst kweek ik op het volle grond systeem door bakken te maken waar ik met behulp van vijverfolie de randen 30 centimeter omhoog laat staan. Negen planten per vierkante meter is optimaal en door de planten tijdens de groei 1 of 2 keer te toppen krijg ik mooie volle planten met meerdere “kaarsen”. Elke keer na de oogst haal ik dan een klein bovenlaagje samen met de wortelresten van de aarde af, mest ik wat bij en breng er een laagje nieuwe grond op en klaar. Dan kun je wel een paar jaar op dezelfde grond kweken. En die aarde wordt steeds beter en beter. Het veen is luchtig genoeg, dus als je het een paar keer doorwoeld is het los genoeg en zal het niet inklinken. Alleen de eerste keer doe je 5 % oude aarde bij de nieuwe grond om er nieuw leven in te enten. Met water geven maak ik de grond niet te nat, want anders wordt de aarde te plakkerig. Als je bang bent dat de grond toch zal gaan inklinken, kun je de aarde eventueel extra beluchten door er wormen in uit te zetten natuurlijk.

Lucht en en de meststof CO2
CO2 is ook een belangrijke meststof voor planten en zit in de frisse lucht die je de kweekruimte binnenhaalt. De techniek van CO2 bemesting is te duur en te gecompliceerd om dat in kleine ruimtes te doen, dus moet je het met de aangezogen CO2 doen. Als je meer CO2 wilt, kun je veel beter werken met parafinebrandertjes (binnenkort weer leverbaar in Nederland) die ook veel CO2 afgeven.
Je kunt geluk hebben door bij Schiphol of in een grote stad met veel verkeer te wonen, dan heb je veel CO2 in de lucht, maar elders natuurlijk veel minder. Dus moet je eigenlijk meer lucht binnenhalen als je meer CO2 wilt,  maar als je teveel lucht binnenhaalt gaat de temperatuur weer omlaag, zeker in de winter. Het probleem is dat als je CO2 binnenhaalt je niet alleen stuurcomputers nodig hebt, maar dat de relatieve luchtvochtigheid ook weer te hoog wordt. Dus is dat een te ingewikkeld verhaal en is een petroleumkacheltje om je instroom voor te verwarmen een stuk makkelijker. Of, als je technisch bent aangelegd en veilig met electra kunt omgaan, kun je een verwarmingsspiraal in het inlaatkanaal monteren om in het koude seizoen de lucht voor de verwarmen..

Boven 25 graden moet je de lucht weer afblazen, maar dat is met een thermostaat eenvoudig te regelen. Het belangrijkste is dat je de temperatuur maar constant houdt, zonder pieken en dalen, en dan maakt het niet zoveel uit of het nu 23 of 26 graden is.

Insecten komen via stekken

De laatste tijd maak ik weer moederplanten van zaad. Dat heeft meerdere redenen. Ten eerste kun je niet eeuwig doorgaan met klonen omdat het genetisch materiaal op den duur weer zwakker kan worden. Ten tweede omdat het bijna altijd zo is dat insecten bij je binnen komen via stekken. Nu kun je die stekken natuurlijk wel terugbrengen, dat heel omslachtig en vervelend is, of de stekken dopen in een middeltje, dat niet zo erg biologisch is, om de stekken van de meerpotige onverlaten te ontdoen. Maar liever maak ik dan zelf stekken van mijn eigen moederplanten die ik in een redelijk steriele ruimte laat volgroeien tot gezonde plantjes. En het liefst ver weg van mijn groei en bloeiruimte, maar dat is meer om juridische redenen om mijn genetisch materiaal te beschermen.

De kracht is om steeds de nieuwste ontwikkelingen te volgen en hen op tijd toe te passen. Na een tijdje uit beeld geweest te zijn door een ernstige ziekte, heb ik besloten weer helemaal terug te keren aan het front met mijn eigen potgrond. Nog verder verbeterd natuurlijk en nog beter afgestemd op wat de plant echt uit de bodem haalt. Want mijn ervaring wil ik niet zomaar weggooien en er is nu eenmaal niets leukers dan planten te zien opgroeien. Wat mij het meest verbaasd heeft in 20 jaar experimenteren met wietplantjes is dat die dingen die voor ons al zo gewoon waren, nu pas gaan doorbreken in de gewone tuinbouw. Zoals zeewier, visemulsie en humuszuren bijvoorbeeld en dat biologisch kweken nu echt biologisch is geworden. Daar heb je geen keurmerk voor nodig.”