Coffeeshops, toen en nu

Soft Secrets
29 Nov 2021

De allereerste coffeeshops die ik bezocht waren geen coffeeshops. Als middelbare scholier mocht ik na lang zeuren met vrienden mee naar de huisdealer, waar de gordijnen altijd dicht zaten en de hasj van grote plakken werd gesneden met een indrukwekkend mes.


In 1991, het jaar waarin het eerste nummer van Highlife verscheen, studeerde ik journalistiek in Utrecht. Sarasani, de legendarische eerste coffeeshop van Nederland, was toen nog open. Toch betwijfel ik of ik er al in mijn eerste jaar op de School voor Journalistiek en Voorlichting kwam. Anders dan mijn medestudenten ging ik in die tijd zelden uit, ik woonde in Brabant en mijn oudste zoon was al geboren.

Tijdmachine Wanneer ik voor het eerst de houten trap aan de Oudegracht in Utrecht afdaalde is verdwenen in de mist van de tijd. Het was alsof je een tijdmachine instapte die je rechtstreeks naar de laten jaren zestig flitste. Sarasani, geopend in 1968, zat in een werfkelder en het was er stikdonker, met alleen wat blacklights die fluorescerende posters aan de rondlopende muren lieten oplichten en een paar rode lampjes bij de bar. De minimumleeftijd voor coffeeshops wastot 1996 nog zestien jaar en de maximale hoeveelheid die je per keer kon kopen was dertig gram. Die regels werden aangescherpt onder Franse druk, nota bene door het eerste Paarse kabinet, waarvan velen dachten dat het cannabis zou legaliseren. Voor het eerst sinds mensenheugenis zat het CDA immers niet in de regering.

Het liep anders. Na de verhoging van de leeftijd en de verlaging van de aankoophoeveelheid bleven opeenvolgende kabinetten het beleid strenger maken. Koffieshoptest Toen ik in 1994 als nieuwbakken journalist bij Highlife begon, werd ik al snel verantwoordelijk voor de Koffieshoptest. Een populaire rubriek in een tijd dat internet nog nauwelijks bestond en het aantal shops nog steeg. Ik had keuze genoeg: er waren er nog ruim 1500. Vergelijk dat eens met de armzalige 570 coffeeshops die er nu nog over zijn. Voor de Koffieshoptest bezocht ik in twee jaar zo’n 250 shops, tot in de verste uithoeken van Nederland. Gouden tijden. De coffeeshop

branche was volop in ontwikkeling en de grote repressiegolf moest nog beginnen. Transformatie Op loopafstand van mijn huis opende in februari 1995 het splinternieuwe pand van coffeeshop PINK in Eindhoven, voorheen The Pink Panther. Ik kende “de Pink” als piepkleine shop in een vervallen pandje, waarin net drie barkrukken en een dealerloketje pasten. Mijn mond viel open bij de feestelijke opening. Het gebouw was ontworpen door een gerenommeerde architect, met een volledig glazen pui en een doordacht, modern maar vriendelijk interieur. De PINK won dat jaar de publieksprijs voor mooiste nieuwe gebouw van Eindhoven. De transformatie was niet overal zo spectaculair, maar de trend is onmiskenbaar: coffeeshops zijn steeds mooier geworden en worden steeds professioneler gerund.

Helaas heeft onze overheid die ontwikkeling niet gestimuleerd, maar keihard tegengewerkt, door steedsmeer en steeds onwerkbaardere regels te verzinnen. Eén voorbeeld uit velen: het zogenaamde “drugstoerisme” in de grensstreken werd pas een probleem toen de aankoophoeveelheid werd verlaagd van dertig naar vijf gram. Toen moesten buitenlandse bezoekers namelijk langs zes coffeeshops rijden om hun voorraadje cannabis in te slaan. Contraproductief beleid Sinds 1999 volgt adviesbureau Breuer & Intraval de ontwikkelingen rond coffeeshops. Het bureau telde toen 846 shops, bij de laatste meting in 2019 waren het er nog 570.

Een daling van ruim dertig procent. In die periode groeide het aantal inwoners en buitenlandse bezoekers gestaag en steeg dus ook de vraag naar cannabis. Dat sommige politici, zoals de burgemeester van Amsterdam, klagen dat coffeeshops “te groot” zijn is dus een gotspe: dat heeft de overheid zelf veroorzaakt door coffeeshops te blijven sluiten, jaar na jaar. Nog een voorbeeld van contraproductief beleid: de extreem strenge handhaving van de minimumleeftijd heeft menige coffeeshop doen besluiten de consumptieruimte op te doeken en afhaalloket te worden. Daarmee gaat de sociale functie van de coffeeshop

goeddeels verloren; samen genieten van cannabis, omkijken naar elkaar, ‘leren blowen’. Corona heeft die ontwikkeling versneld, net als de opkomst van op Amerikaanse dispensaries geïnspireerde coffeeshops, zoals die van Boerejongens in Amsterdam. Assortiment onherkenbaar veranderd Is het dan allemaal kommer en kwel? Dat zou ik niet willen zeggen. Er bestaan nog steeds coffeeshops naar mijn hart, waar ze goede koffie en verse jus d’orange schenken, waar verse bloemen op tafel staan, waar gepraat wordt en gelachen, spelletjes worden gespeeld en plannen gesmeed. Met personeel dat hun werk serieus neemt en klanten goed informeert en in de watten legt.

Steeds meer shops sturen hun personeel op cursus, ook een teken van professionalisering. Het assortiment in de coffeeshop is sinds 1991 onherkenbaar veranderd. Nederwiet verdrong de buitenlandse hasj voor een groot deel en de buitenlandse wiet (Thai, Jamaican, Colombian) vrijwel volledig. Het aantal wietsoorten steeg spectaculair, al blijft door gebrek aan regulering van de teelt onzeker of je krijgt wat de menukaart belooft. Wiet werd duurder en hasj goedkoper, even afgezien van de door corona bemoeilijkte aanvoer uit

Marokko. En de alcohol ging eruit; tot 2007 waren er nog coffeeshops waar je zowel cannabis als drank kon kopen en consumeren. Gouden tijden? Anno 2021 kijken slimme coffeeshopondernemers naar de VS en Canada, zetten edibles op het menu en vervangen het aloude gripzakje door glazen potjes of andere high end verpakkingen. Sommige shops laten hun cannabis in een lab testen en geven informatie over gehaltes werkzame stoffen, ook al is dat formeel verboden. Dat geldt trouwens ook voor productie en verkoop van moderne edibles. Alleen spacecake gemaakt van gemalen wiet is volgens de Hoge Raad toegestaan. Een onzinnige en onnodige beperking.

Nu Nederland eindelijk stappen zet richting regulering kunnen er weer gouden tijden aanbreken, voor de consument en de coffeeshops. Onze politici hebben een zware verantwoordelijkheid om cannabis goed te regelen, maar ook de coffeeshops moeten aan de bak. Ze moeten duidelijk maken hoe belangrijk hun maatschappelijke rol is, de beeldvorming verbeteren, actief contact zoeken met media, bestuurders en politici. Zoals een coffeeshopondernemer het ooit zei: als je niet aan tafel zit, dan sta je op het menu.

Coffeeshop Capricorn, Hoensbroek, 1995
Coffeeshop Capricorn, Hoensbroek, 1995
S
Soft Secrets