Wat te doen bij ontdekking van niet gedoogde achterdeuractiviteiten?

André Beckers
27 Oct 2021

Wat staat je te wachten als je wordt gepakt met hasj of wiet bestemd voor een coffeeshop? Die vraag stel ik altijd tijdens voorlichtingen aan eigenaren en personeel van coffeeshops. Ik krijg dan uiteenlopende antwoorden. “Daar krijg je vandaag de dag geen straf meer voor.” “Dan moet je een paar uur gratis werken.” Wat ik nooit hoor is dat er gevangenisstraf dreigt. Ik beschrijf in deze column een paar recente praktijksituaties en eindig met een advies.


In augustus jl. verdedigde ik twee mannen die in Limburg terechtstonden, omdat zij iets meer dan 3 kilo wiet in een pand naast een coffeeshop hadden liggen. Een van de twee was de eigenaar van de gedoogde coffeeshop en de ander een personeelslid. De politie ontdekte als gevolg van een anonieme tip de dagvoorraad van een coffeeshop. Uit de in de coffeeshop aanwezige administratie bleek dat vanuit deze coffeeshop dagelijks 3 kilo wiet werd verkocht. Voor de burgemeester was de vondst van de dagvoorraad aanleiding om de coffeeshop drie maanden te sluiten. De strafrechter sprak het personeelslid vrij van overtreding van de Opiumwet. Niet kon worden bewezen dat hij wist dat er > 500 gram aanwezig was. De eigenaar van de coffeeshop vertelde tijdens de zitting vrijuit over zijn omzet en belastingafdrachten, maar bevestigde voor wat betreft de aangetroffen voorraad alleen dat wat de politie had vastgesteld. Op de vraag of hij structureel meer dan 500 gram in voorraad hield gaf hij met gebruikmaking van zijn zwijgrecht geen antwoord. De rechter toonde begrip. Hij werd schuldig bevonden, maar kreeg geen straf opgelegd.

 

Zwijgrecht

In september jl. verdedigde ik in Oost-Brabant een personeelslid van een coffeeshop. Deze man was betrapt bij het vervoer van een partij - grotendeels klein verpakte - wiet en hasj van bruto 21 kilogram. Tijdens zijn verhoor bij de politie had hij grotendeels gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht. Op sommige verpakkingen stond de naam vermeld van de coffeeshop waar hij werkte. Tijdens de zitting ging het over de vraag welke straf passend zou zijn. De rechter die de zaak behandelde toonde zich kritisch. “Waarom vertelt u niet precies wie hier achter zit? Waar dit spul vandaan komt, wie dit heeft geleverd en wie u de opdracht gaf dit te vervoeren?” De man gaf als antwoord dat hij bij die vragen gebruik maakte van zijn zwijgrecht. De officier van justitie hield ons voor dat hij normaliter 4 maanden gevangenisstraf zou vorderen, maar in dit geval wilde geloven dat het voor een coffeeshop was bestemd. Hij vorderde een werkstraf voor de duur van 180 uur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Na mijn pleidooi veroordeelde de rechter mijn cliënt tot een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 100 uur met een proeftijd van 2 jaar. De coffeeshop bleef buiten schot.

 

Gevangenisstraf?

In oktober jl. stond ik in hoger beroep in Amsterdam twee mannen bij die door de politierechter waren veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 en 6 maanden. Een van de mannen was door de politie gezien toen hij met twee grote tassen op een scooter naar een loods reed. Onderzoek in die loods wees uit dat er ongeveer 11 kilogram wiet in de tassen zat en dat er ongeveer 38 kilogram wiet in de loods lag. Uit de aangetroffen materialen en administratieve bescheiden kon je naar mijn mening zien dat het hier om de voorraad van een coffeeshop ging. Beide mannen wilden daarover niets kwijt bij de politie en de rechter in eerste aanleg. De advocaten die de twee mannen verdedigden voerden een vrijspraak verweer. Dat verweer werd verworpen en de rechter legde gevangenisstraffen op. In hoger beroep gooide ik het over een andere boeg. Beide mannen bekenden de Opiumwet te hebben overtreden. Een van hen kon aantonen in loondienst werkzaam te zijn geweest bij een coffeeshop. Op vragen van de rechters of hij in opdracht van die coffeeshop de wiet had vervoerd bleef hij het antwoord schuldig. Tijdens mijn pleidooi wees ik op omstandigheden die het aannemelijk maakten dat het om de voorraad van een coffeeshop ging. Het gerechtshof ging hierin mee. Beide mannen werden veroordeeld tot het verrichten van een werkstaf voor de duur van 150 uur.

 

Dilemma

Als een personeelslid van een coffeeshop wordt betrapt met een voorraad ontstaat een flink dilemma. Uitgebreid verklaren kan aanleiding geven tot een lage straf. Daar kleven enorme financiële risico’s aan. Dit niet alleen in de vorm van een tijdelijke sluiting van de coffeeshop. Als voortdurende overtreding van het 500 gram criterium kan worden vastgesteld kan justitie de omzet als illegale inkomsten aanmerken en terugvorderen. Gelet op deze risico’s adviseer ik coffeeshopexploitanten goed na te denken over de vraag hoe te handelen na ontdekking van een niet gedoogde activiteit. Voor die situatie zou in elke coffeeshop een draaiboek klaar moeten liggen.

 

André Beckers

www.bseadvocaten.nl

A
André Beckers